Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Broeders, de toegenegenheid mijns harten, en het gebed, dat [ik] tot God voor Israel [doe], is [1]tot [hun] zaligheid. 1. Dat is, opdat zij bekeerd en alzo zalig mochten worden; hetwelk verstaan wordt van degenen, die uit onwetendheid dwaalden, gelijk uit vs.2 blijkt, niet van degenen, die in den Heiligen Geest zondigden, van welke Christus spreekt Matth.12:31.